Santorini [1977, 1984, 2000]

Lawrence Durrell zegt het mooi: It is hardly a surprise that few, if any, good descriptions of Santorin have been written; the reality is so astonishing that prose and poetry, however winged, will forever be forced to limp behind. Wat voor proza en poëzie geldt, geldt helaas ook voor foto's. Ik herinner mij dat ik het panorama vanaf de rand van de krater adembenemend vond - een uitzicht om in te verdwijnen. Maar foto's kunnen die ervaring niet echt doen herleven.

Het verhaal van Santorini zal bekend zijn: het huidige eiland is het restant van een vulkaan die rond 1620 voor Christus is uitgebarsten met een kracht van vier keer de Krakatau1. Niet alleen kwam daarmee een einde aan de zeer ontwikkelde beschaving op het eiland, de vloedgolf die op de uitbarsting volgde heeft waarschijnlijk ook het einde betekend van de Minoïsche beschaving op Kreta. De vorm van een vulkaan met weggeslagen centrum is in het eiland nog goed te herkennen: in de diepe binnenzee liggen zwarte basalt-eilanden met nog steeds vulkanische activiteit; rondom de binnenzee de steile kraterwanden, opgebouwd uit lava en tufsteen - vulkanische as. Aan de buitenzijden loopt het eiland vrij geleidelijk in zee over en daar zijn dan ook stranden te vinden. 

Tijdens mijn verblijven in 1977 en 1984 overnachtten we respectievelijk op en nabij het zwarte strand van Kamari aan de oostkust van het eiland. In 2000 logeerden we in een hotel in Imerovigli, waarvan de kamers deels waren uitgehakt in de caldera-wand. Tussen 1977 en 2000 zijn de wat armoedig ogende vuilwitte dorpen aan de rand van de krater omgetoverd tot een soms overdreven kleurrijk vakantieparadijs voor welgestelden. Met name de hotels in Ioa vragen exorbitante prijzen voor hun rooms-with-a-view. Gratis is nog steeds de wandeling over het 10 km lange, sprookjesachtige pad dat van Thira tot Oia langs de kraterwand loopt, dwars door dorpen en hotelbebouwing³.